Bob Luijks is een echte duizendpoot. Als professionele fulltime natuurfotograaf doet hij, naast het fotograferen uiteraard, niets liever dan mensen wegwijs maken in de fotografiewereld en vertellen over de natuur. Afgelopen tien jaar schreef hij vele boeken over fotografie en natuur. Zo werkt hij onder andere mee aan de populaire reeks ‘Praktijkboeken Natuurfotografie’. Daarnaast publiceerde hij diverse boeken in eigen beheer. Als hoofdredacteur van Natuurfotografie Magazine, het enige Nederlandse tijdschrift in dit genre, stelt hij zich tweemaandelijks tot doel de abonnees weer te voorzien van allerlei leuke nieuwtjes, tips en tricks. Hij maakte al vele reportages over natuurgebieden voor diverse tijdschriften en natuurorganisaties. Tel daarbij de vele lezingen en workshops op die Bob verzorgt en je weet dat Bob een druk baasje met maar één doel: iedereen laten genieten van natuurfotografie én de prachtige natuur, vaak van het eigen Nederland.
Ik ga op reis en neem mee… Tja, wat neem ik mee? Niet eerder ging ik zo lang (een maand) van huis. En dan niet zomaar een reis, maar een expeditie naar de Falklands, South Georgia en Antarctica. Verre koude oorden dus. Met het vliegtuig en alle bijbehorende restricties ten aanzien van het bagagegewicht. De puzzel kon beginnen, al was de fotografische puzzel zo gelegd.
Gear
Vanwege het gewicht kies ik ervoor mijn GFX-systeem thuis te laten en twee camera’s uit de X-serie mee te nemen: de FUJIFILM X-T5 en de FUJIFILM X-H2S. Twee camera’s maken het fotograferen bijzonder handig, omdat je dan niet steeds van objectief hoeft te wisselen. Tegelijkertijd is het ook een must. Je wil niet door een incident op zo’n plek zonder camera komen te zitten.
Ook het arsenaal aan objectieven hou ik beperkt: FUJINON XF16-55mm F2.8 R LM WR en FUJINON XF100-400mm F4.5-5.6 R LM OIS WR. Een paar dagen voor vertrek krijgt FUJIFILM Nederland de fonkelnieuwe FUJINON XF500mm F5.6 R LM OIS WR binnen. Het lukt nog net op tijd dat objectief bij mij te krijgen, waardoor ik met drie objectieven op pad ga. Van groothoek voor de landschappen tot een grote tele voor alle dieren, en dat keurig binnen de tien kilogram aan handbagage!

Vriendelijke start
De eerste halte van de expeditie is de Falkland Eilanden. Hier maken we kennis met de eerste pinguïns, maar dé bezienswaardigheid daar zijn de wenkbrauwalbatrossen. In een grote kolonie zijn zij druk met nestelen. Op het zuidelijk halfrond is het immers lente. De nesten zijn een soort aarden heuveltjes met een kuiltje erin, allemaal keurig op veilige pikafstand van elkaar. Wenkbrauwalbatrossen blinken niet alleen uit in hun subtiele verenkleed, maar ook met hun sociale gedrag. Man en vrouw wrijven liefkozend met de snavels tegen elkaar en kriebelen elkaar zachtjes. FUJINON XF500mm F5.6 R LM OIS levert een prachtige zachte achtergrondonscherpte, waardoor de aandacht op een individueel koppel komt te liggen. Het bereik is echter wel bijna te veel. De dieren zijn hier, en ook elders op de reis, totaal niet bang voor mensen. Een luxeprobleem.


Uiteraard is het ook lente bij de pinguïns. De rotspinguïns broeden, hoe kan het ook anders, op rotsige bodem. De ezelspinguïns broeden dan weer op de top van lage heuvelruggen. Ook echt alleen daar, en niet bijvoorbeeld op de flanken of de veel praktischere laagten. Eén pinguïn spant echter de kroon als het gaat om de broedlocatie: magelhaenpinguïns broeden ondergronds in holen. Dat geeft wel beschutting tegen de immer aanwezige rovers als grote jagers en slechtvalken, die het in deze periode van het jaar vooral op de eieren gemunt hebben.


Steeds ruiger
De volgende halte, South Georgia, is van een heel ander kaliber. Bergen rijzen hoog op uit de zee, de stranden worden bevolkt door eindeloos veel koningspinguïns, zeeberen (pelsrobben) en zuidelijke zeeolifanten. Hier wordt duidelijk waarom deze reis ‘expeditie’ genoemd werd. Het weer en de zee bepalen wat er wel of niet mogelijk is. Een eerste landing valt bijna letterlijk in het water, omdat de zee toch net wat te ruw blijkt. Gelukkig maakt een volgende plek alles goed en zetten we voet aan wal.
De massa’s dieren is nauwelijks te bevatten. Overal waar je kijkt zijn dieren, en dat steeds tegen het prachtige decor van de met sneeuw bedekte bergen. Hier komt FUJINON XF 16-55mm F2.8 R LM WR dan ook goed van pas. Het zou zonde zijn om alleen maar close-ups te maken; daarvoor is de setting simpelweg te mooi.

Mijn favoriet is de koningspinguïn, een vogel in totale perfectie: super strak gestroomlijnde bouw, een eigele borst, geel achterhoofd en een dieporanje snavel, en dat gecombineerd met stijlvol zwart, wit en grijs. De vogel leent zich perfect voor meer abstracte beelden. Hiervoor is de FUJINON XF500mm F5.6 R LM OIS perfect, zeker omdat we geacht worden de nodige meters afstand tot de dieren te bewaren.

Kuikens zijn er nog niet, wel de jongen van vorig jaar die nog net in hun bruine verenkleed zitten. Ze zitten met meer dan honderdduizend vogels bij elkaar in een kolonie. Kippenvel! Om de grootsheid van de kolonie te laten zien, maak ik met een panoramafoto (waarop nog niet de helft van de kolonie te zien is!).

We verlaten South Georgia een halve dag eerder vanwege een storm. Met golven tot acht meter hoogte is het een uitdaging recht te blijven staan en niet ziek te worden. Gelukkig heb ik nergens last van, maar om veiligheidsredenen is fotograferen er even niet bij. Een dag later is de zee nog altijd woest en daarmee zeer fotogeniek. Met mijn FUJINON XF 100-400mm f/4.5-5.6 R LM OI WR kan ik razendsnel in- en uitzoomen en daarmee anticiperen op de golven én de aanwezige vogels.

Koud en verrassend nat
Eenmaal op Antarctica zakt de wind gelukkig. De temperatuur blijft opvallend gelijk, zo rond het vriespunt. De kou is dan ook niet het grootste probleem voor mij en de apparatuur; de regen blijkt dat wel. Dat is uiteraard het laatste wat ik verwacht had. Regen op Antarctica komt wel vaker voor, maar een hele dag regen is daar zeldzaam. We zien zelfs een regenboog. Dat klinkt voor ons heel gewoon, maar het aantal dagen met een regenboog per jaar kun je daar op één hand tellen.


Regen is uiteraard geen reden om te stoppen met fotograferen, en dus fotografeer ik vrolijk verder. Pinguïns met druppeltjes op het verenkleed, weer eens wat anders. Al die tijd gebruik ik mijn beide camera’s en objectieven onbeschermd, iets dat ik normaal uit voorzorg liever niet doe, maar nu wil ik uiteraard zo flexibel mogelijk zijn. Een zonnekap houdt de druppels van de lens van de FUJINON XF 100-400mm f/4.5-5.6 R LM OI WR, maar verder wordt alles kletsnat. Ik maakt me wel even zorgen over de zoom in combinatie met het vocht, maar alles blijft feilloos werken. De afkorting ‘WR’ op het objectief (‘Weather Resistant’) kan ik daarmee volkomen beamen.


Gelukkig blijft de regen beperkt tot één dag. De andere dagen valt er soms wat sneeuw, maar blijft het verder droog. De laatste dag krijgen we zelfs een prachtig zonnig afscheid. En daarmee komt een eind aan een onvergetelijke expeditie.
